Najaar 1999
Dat betekende dat de volgende delen vervangen zouden worden:
- Liggers onder het zeilwerk en de pompgatsligger
- 3 zitters aan stuurboord en 1 aan bakboord
- 4 oplangers aan stuurboord en 2 aan bakboord
- De knieën onder de zeilplank, totaal 6 stuks
- Het mastspoor en 2 kalverzitters met vullingstukken
- De dorpels aan weerszijden van de mastkoker
De werkzaamheden werden als volgt verdeeld:
- Slopen werd door ons zelf gedaan, we hadden hiervoor een maand de tijd
- Nieuwe delen werden door de werf aangebracht
- Daarna deden we zelf de afbouw en de afwerking
- Een gang die bij de restauratie van vorig jaar vernieuwd was, was gebroken en werd er als eerste uit gesloopt.
Dit leverde een mooi doorgeefluik op voor afvoer van sloophout en aanvoer van de nieuwe delen. Het schot werd voorzichtig verwijderd, de delen moesten opnieuw worden gebruikt. Aan bakboord boven de hoos hadden we een WC-huisje dat de vorige eigenaar tegen het beschot had gebouwd. Deze luxe werd nu afgebroken, het was niet origineel en zal dus ook niet meer terugkomen. Bij het verwijderen van de mastkoker bleek dat het hout door schimmels was aangetast. Het eerste meerwerk werd dus een nieuwe mastkoker.
Toen de knieën verdwenen waren konden we de zeilplank in zijn volle “glorie” bekijken. Door inwateren door het dek was deze op de plaats waar de knieën hadden gezeten volledig weggerot. Het tweede meerwerk-object werd dus een nieuwe zeilplank. Bij het slopen van de zeilplank moest deze worden losgewrikt van de dekdelen. Het dek zag er van bovenaf nog gaaf uit maar een aantal dekdelen was aan de onderkant zodanig weggerot dat ze spontaan afbraken. Om het dek weer goed te kunnen herstellen moest de waterbalk worden weggehaald. In een deel van het hout bleek zich een schimmel te hebben gehuisvest, daarom werd het derde meerwerk-onderdeel een nieuwe waterbalk.
Volgende onderdeel op het sloopprogramma waren de zitters en oplangers. Nadat deze inhouten verwijderd waren bleek dat de kimgangen, zowel aan stuur- als aan bakboord, op vrijwel dezelfde plaats waren aangetast. Deze kimgangen waren met de restauratie van het vlak in 1991 vernieuwd en in enkele jaren over een breedte van 40 cm, 3 tot 4 centimeter diep door schimmel aangevreten. Het aangetaste hout werd verwijderd en er werd een vulstuk ingelijmd.
Nu waren de kalverzitters aan de beurt, de brede zitters buiten het beschot, boven de hoos. De ruimte tussen de kalverzitters en het mastspoor werd opgevuld met vulstukken. In de hoek tussen de oplangers en de zeilplank werden aan iedere zijde drie knieën bevestigd. Omdat de plaats van de mastkoker in het water moest worden bepaald en uitgelijnd, moest het schip van de helling af en het water in. Maar eerst werd door de werf het gat gedicht van de bakboordgang die bij het begin van de restauratie was verwijderd.
Het dek was nu weer hersteld en de nieuwe waterbalk kon op zijn plaats worden bevestigd. De originele overloop was gelukkig nog bruikbaar en werd vastgebout aan de waterbalk. Vervolgens werd begonnen met het terugzetten van het beschot. Hiervoor werd het hout van het oude beschot gebruikt en slechte delen werden vervangen door het hout dat was overgebleven van het WC-huisje. De banken werden weer geplaatst, de laningen op hoogte boven de liggers gebracht en tegen de binnenkant van het beschot kwam het spintje op haar oorspronkelijke plek terug. Met het afwerken van de naden was ook dit deel van de restauratie afgerond en kon begonnen worden met het tuigen en vaarklaar maken van de botter.