Uitgevoerde restauraties

We hadden ons voorgenomen om in het najaar 1996 het achterschip van de BU9 onder handen te nemen. Zowel de binnen- als de buitenkant van het achterschip was nog in de visserij periode van de botter volledig ingeblikt. Wat er onder dat blik zat liet zich raden, maar wel was te zien dat de keurig in blik verpakte achterhouten gedeeltelijk waren gevuld met beton.

Restauraties in 1996

Restauratie achterschip BU9

Bij deze restauratie zouden alle huidgangen van het achterschip worden vervangen, 6 achterhouten, de achtersteven, het knoopstuk en de loze kiel. Tevens zouden de motorbak en de fundatiebalken van de motor worden vervangen. Het was de planning om het gehele project in zes weken te voltooien. Op 12 april 1996 was het eerste hellingbed zover gereed dat de botter uit het water kon worden gehaald en wij aan het sloopwerk konden beginnen. Na een grondige inspectie bleek dat het knoopstuk en de loze kiel nog in redelijke staat verkeerden en niet vervangen hoefden te worden. Omdat het knoopstuk en de loze kiel niet werden vervangen, werd ervoor gekozen om de schroef niet lager in de achtersteven te plaatsen, zoals we eerst van plan waren, maar werd het gat voor de nieuwe schroefkoker op de oorspronkelijke plaats geboord. De achtersteven werd, behoudens wat hand en spandiensten, door de werf geplaatst. Het vervangen van de 6 achterhouten en de achterste legger in het achterschip werd door ons zelf gedaan. Nadat we de achterste legger hadden bevestigd, werd het gat voor de schroefkoker geboord en werd de roestvrijstalen schroefkoker geplaatst. In overleg met de werf hadden we gekozen voor een watergekoelde schroefas. Op enkele andere botters waren daar goede ervaringen mee opgedaan en we waren ook meteen af van het steeds vullen en aandraaien van de vetpotten. Ook de schroefas en het druklager werden vernieuwd. De oude motorbak was doorgeroest en moest worden vervangen door een nieuwe. We maakten van de nood een deugd door de motor, die was geplaatst boven het achterste ruim maar gedeeltelijk boven de achterhoos stond, naar voren te verplaatsen zodat de achterhoos vrij kwam. De fundatiebalken werden vernieuwd waarbij we meteen enkele smalle stukken van de deken, die met de vroegere restauratie van de deken niet waren meegenomen, konden vervangen. De afwerking van de huid werd door onszelf gedaan. Afdoppen van de vele bevstigingsgaten in de gangen, breeuwen en vullen van de naden waarvoor door ons Shell – texopalte werd gebruikt. De huid werd in de bruine teer gezet en later afgedekt met donkergekookte lijnolie.